De initiatiefnemers voor het raadgevend referendum over de zogenoemde sleepwet hebben meer dan 300.000 handtekeningen verzameld. Daarmee is het benodigde aantal steunbetuigingen binnen en komt de raadpleging er hoogstwaarschijnlijk.
Het zal dan plaatsvinden in maart volgend jaar, tegelijk met de gemeenteraadsverkiezingen. Het is de tweede keer, na het Oekraïne-referendum, dat een dergelijk referendum wordt gehouden.
Sinds 1 juli 2015 kunnen burgers in Nederland een verzoek indienen om een raadgevend referendum te houden over nieuwe wetten of verdragen. Zo’n referendum is niet zomaar geïnitieerd.
Referendum sleepwet
Het raadgevend referendum dat nu op stapel staat, gaat over wat in de volksmond sleepwet, of tapwet, wordt genoemd. Formeel heet de wet Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze werd in juli aangenomen door de Eerste Kamer en treedt per januari 2018 in werking, dus nog voor een referendum.
De wet geeft de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) ruimere toegang tot telefoon- en internetgegevens van burgers.
Een van de initiatiefnemers, student Tijn de Vos, benadrukte maandagmiddag nogmaals waarom hij en zijn medestudenten het initiatief tot het referendum hebben genomen:
"Het is belangrijk dat mensen weten dat de mogelijkheid bestaat dat mensen afgeluisterd worden. Dat kan tot zelfcensuur leiden en dat ondermijnt onze democratische rechtstaat.’’
Regels van referendumwet
In de eerste fase moeten de initiatiefnemers 10.000 handtekeningen verzamelen. Als die geldig blijken, volgt een tweede fase, waarin in zes weken tijd 300.000 handtekeningen moeten worden verzameld. In dit geval moesten de handtekeningen voor 16 oktober binnen zijn.
De Kiesraad moet uiterlijk binnen twee weken na die deadline vaststellen of er inderdaad ten minste 300.000 geldige verzoeken zijn ontvangen. Als dat zo is, volgt binnen zes maanden een referendum. Om te mogen stemmen gelden dezelfde voorwaarden als voor Tweede Kamer-verkiezingen: een minimumleeftijd van achttien jaar, de Nederlandse nationaliteit en niet uitgesloten zijn van het kiesrecht.
Als de meerderheid van de kiezers tegen de wet stemt én de opkomst is hoger dan 30 procent van het totale aantal kiesgerechtigden, dan moet de wetgever de wet opnieuw in overweging nemen.
Oekraïne-referendum
Het raadgevend referendum werd één keer eerder gehouden: op 6 april vorig jaar gingen Nederlanders naar de stembus om zich uit te spreken over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. Dat gebeurde na een initiatief van het comité Geenpeil.
Maar hoewel de opkomstdrempel van 30 procent werd gehaald en het verdrag door een meerderheid (61 procent) werd afgewezen, trad het begin september volledig in werking.
Het kabinet liet na het referendum weten met een juridisch bindende verklaring tegemoet te willen komen aan de bezwaren van de nee-stemmers. Die kwam er eind vorig jaar. In de bijlage staat onder meer dat het verdrag geen voorbode is van een Oekraïens lidmaatschap van de EU. De Nederlandse Eerste Kamer keurde het verdrag eind mei goed, waarmee Nederland het als laatste EU-land kon ratificeren.